Heidi Meijer vroeg vanochtend op Twitter (@HeidiMeijer) “Wat is autisme volgens jou?”
Mijn korte antwoord heb ik getwitterd, het langere antwoord heb ik op haar blog gezet, als volgt:
Kort:
Autisme is een ontwikkelingsstoornis. Kleine communicatiedefecten storen het leerproces van (sociale) menswording.
Wat langer:
Autisme is een van de meest, zo niet DE meest erfelijke stoornis die er in en rond de psychiatrie bestaat. Nog meer dan schizofrenie waarvoor geldt: als je beide ouders het hebben dan heb je 50% kans om het zelf ook te krijgen, één ouder 25% risico, één grootouder 12,5% etc. En ook: als één van een ééneiige tweeling autisme heeft is de kans dat de ander het ook heeft groter dan 50%. Dit staat behoorlijk vast en leidt dan meteen tot twee dingen: 1: die andere 50% komt dus ergens anders vandaan, dus er is meer aan de hand. 2: ideeën als zou autisme een bedenksel van gek geworden psychiaters zijn of van de farmaceutische industrie is onjuist, evenals het idee dat voeding en/of een stofwisselingsstoornis en/of milieuvervuiling de oorzaak of oorzaken zijn. Dat kan niet kloppen. Dit soort factoren kan dat hooguit voor de helft zijn, maar zelf geloof ik daar helemaal niet in omdat ik niet geloof dat autisme nu meer voorkomt dan in tijden dat die externe invloeden nog niet bestonden. De toename die waarneembaar is, is een toename in de ontdekking van mensen die het hebben en waarschijnljk een klein beetje de hogere eisen die aan mensen worden gesteld en het wegvallen van kleine, overzichtelijke gemeenschappen zoals de boerderij.
Een grotendeels erfelijke ontwikkelingsstoornis dus. Ik denk dat het niet begint met enorm grote defecten, maar wel met belemmeringen in het leren een hedendaags mens te worden. Mensen van tegenwoordig worden niet zomaar geboren, anders zouden we nu nog hetzelfde zijn als mensen 6000 jaar en langer geleden. Het verschil tussen de oermens en ons is maar voor een heel klein beetje evolutie en voor het overgrote deel leerprocessen die mensen doormaken bij het opvoeden. In de biologie het je de biogenetische grondregel van Haeckel: “de ontogenie is de verkorte herhaling van de fylogenie” (de ontwikkeling van het embryo is de verkorte herhaling van de ontwikkeling van de soort): daarom lijken embryo’s helemaal in het begin op vissen. Je hebt parallel daaraan ook de sociogenetische grondregel: de niet-evolutionaire ontwikkeling van het individu is de verkorte herhaling van de ontwikkeling van de mensheid. En de ontwikkeling van het individu is voor een heel erg groot deel een leerproces, waarin bijvoorbeeld het leren van een taal een heel belangrijk onderdeel is. Bij “leren” moetje je je niet alleen (of nauwelijks) voorstellen wat ouders bewust aan hun kinderen leren. Zoals Helvetius heeft gezegd: “de mens is een leerling van alle dingen.” Als mensen onder water woonden zouden kinderen leren hoe dat moest zoals ze ook leren hoe ze in de woestijn of op de Noordpool moeten leven als ze daar toevallig worden geboren.
Mijn hypothese is dat er betrekkelijk kleine defecten zijn, vooral die te maken hebben met de communicatie, die dat leerproces belemmeren. Een aanwijzing (geen bewijs, want hypothese) daarvoor is het succes van het Early Start Denver Model (ESDM, zie http://extension.ucdavis.edu/unit/autism_spectrum_disorders/pdf/dawson_rogers.pdf) waarmee enkele van die belemmeringen worden aangepakt.